Nederland handelt niet onrechtmatig jegens burgers die willen beschikken over hun eigen levenseinde.
Dat heeft de rechtbank in Den Haag woensdagochtend bepaald.
De rechter sprak zich uit in een procedure die was aangespannen door de Coöperatie Laatste Wil. De instantie is het er niet mee eens dat het verlenen van hulp bij zelfdoding aan iemand die “levensmoe” is of het leven “voltooid” vindt, verboden is.
Samen met 29 mede-eisers voerde hun advocaat in oktober aan dat hun recht op eerbiediging van hun privéleven, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), wordt geschonden. De rechtbank gaat daar echter niet in mee, zo blijkt.
Uit het bewuste artikel volgt volgens de uitspraak geen recht op hulp bij zelfdoding en ook geen plicht om een waardige zelfdoding mogelijk te maken. Daarbij komt dat een inmenging door de overheid op de rechten van artikel 8 van het EVRM is toegestaan, als daar gegronde redenen voor zijn. Volgens de rechtbank zijn die er. Zo moeten verdragsstaten voorkomen dat kwetsbare personen in een opwelling hun leven beëindigen. De rechtbank wijst verder op artikel 2 van het EVRM dat het recht op leven beschermt.
Met de huidige euthanasiewet heeft Nederland volgens de rechter een goede afweging gemaakt tussen het beschermen van kwetsbare personen en het belang van degenen die hulp willen krijgen bij zelfdoding. Wie niet ondraaglijk en uitzichtloos lijdt aan een erkende, medische aandoening komt in Nederland niet in aanmerking voor euthanasie, maar volgens de rechter is dat dus niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.